Thyra - Kimolós- Mílos - Kypirasi Bay

21 - 23 oktober 2011

Ons vertrek uit Thyra was dan wel enerverend, maar de verder tocht die dag in het geheel niet. Het was heel mooi weer, maar de wind liet het volledig afweten. We deden een aantal pogingen om ons alleen op de zeilen voort te bewegen, maar dat duurde één keer 45 minuten en de andere keren nog korter. Door de vlakke zee en met hulp van de motor maakten we wel goede voortgang. We waren aanvankelijk van plan om voor de nacht te ankeren in de lij van Folegandros (Vathy Bay). Het eiland was heel dor en saai van aanzien. We keken op de klok en besloten door te varen naar Kimolós, met een heel beschutte ankerplaats aan de Zuidkant, tussen het strand en een rots in zee, met de naam Pyrgonisi. Dat betekende dat we volgende dag nog maar 12 mijl hoefden te varen naar Mílos, waar wel veel te beleven valt. Onder de kleuren van een schitterende zonsondergang over het eiland Mílos, legden we bij de laatste stralen daglicht ons anker vlak bij het strand, na 51 mijl motorzeilen, voor een heerlijk rustige nacht.

De volgende dag eerst zwemmen rond de boot. Het water is hier nog steeds 22 graden Celcius. Daarna zeilen omhoog en onder zeil de baai van Mílos in. Aan het begin staan twee markante rotsen die "de beren" worden genoemd. Onder een bepaalde hoek bekeken is de gelijkenis frappant. Mílos is net als Thyra een geklapte vulkaan, maar veel minder spectaculair. Thyra is steil, zwart, dreigend en overweldigend. Mílos is groen, glooiend en veel toegankelijker. Er is een mooie haven aan de Noordkant van de baai bij het plaatsje Adhamas. Een taxirit van 10 minuten verwijderd van Plaka en Trypiti. Beide interessant vanwege hun archeologische vindplaatsen. We liepen rond in de Christelijke catacomben, we bezochten het ancient Theater in de bergwand boven de baai, de restanten van de stad  Mílos uit de oudheid en liepen bij toeval een stuk land op waar we opvallend veel grote stenen zagen liggen. Het bleken de resten van de oude stad te zijn, die daar nog gewoon achteloos zijn blijven liggen. Een omgevallen Dorische zuil was een mooie plek voor Michiel om zijn altijd loszittende veters weer eens vast te strikken. Een paar meter verderop een groot bord midden in het land. We waren, volstrekt bij toeval, bij de vindplaats van de Venus van Mílos aangekomen. Dit beeld is een van de meest bekende uit de Griekse oudheid. Het origineel staat in het Louvre van Parijs, geschonken aan de Franse ambassadeur in Griekenland. In het archeologische museum in Plaka staat een prachtige kopie. We wilden de weg gaan vragen naar het museum, om de kopie van de Venus van Milo zelf te zien, maar we stonden er al naast. Op Mílos was goed te merken dat het seizoen in Griekenland echt op z'n eind loopt. We hoefden niet met een anker voor en de spiegel aan de kade, maar we konden gewoon langszij liggen. Ook in het stadje en bij de bezienswaardigheden hadden we dit stuk van Griekenland voor onszelf.

We wisten dat het op 23 oktober naar verwachting stevig zou gaan waaien uit het Noorden en dat kwam ons goed uit, want we moesten, om terug bij de Peloponnesos te komen 66 mijl open water overbruggen. Doordat de zon, op deze lagere breedte graad dan in bijv. Nederland, veel steiler op en onder gaat is de periode tussen nachtelijk duister en volledig daglicht maar kort. We ontbeten nog in het donker, maar bij het eerste licht waren we onderweg. Nadat we de baai uit waren voeren we op een pal Westelijke koers met een bakstag wind uit het NNO. We liepen een gemiddelde snelheid van ruim boven de 7 knopen en verheugden ons op een aankomst in de baai van Ieráka ergens tussen 4 en 5 uur 's middags. In de lij van de steile kust van het rotseiland Anti Mílos draaide wind in één keer 180 graden en lagen we met 20+ knopen wind recht van voren re klapperen. Een van de leuvers, waarmee de doorlopende latzakken aan de mast vast zitten, scheurde los van het grootzeil. Aan de wind is dat niet zo erg, maar toen we een kwartier later weer 20+ knopen wind schuin van achter hadden, begon de doorlopende zeillat vervaarlijk langs de mast te steken en dreigden er nog meer leuvers los te scheuren, waardoor het grootzeil in zijn geheel los van de mast zou kunnen komen. Met nogal wat kunst en vliegwerk (de losse lat wilde niet langs de zaling omlaag komen) en ten koste van een gebroken set lazy jacks aan de lijzijde van het grootzeil, kregen we toch drie reven in het grootzeil. Daarmee hadden we zaak weer onder controle. We kozen daarna voor een 15 mijl Noordelijker gelegen baai op de Peloponnesos. De wind zou Noord blijven en we wisten nog niet of we de schade voldoende gerepareerd konden krijgen om weer voluit aan de wind te kunnen varen. Het werd Kyparissi Baai, waar weliswaar het uitnodigende dorpje Palaria ligt, maar dat was aan lager wal en met golven van 1,5 meter was dat geen optie. Aan de Noordkant is een kade met alleen een kerkje er op en een hotel er naast. We vonden achter de kade wel een, opmerkelijk rustige, goede ankerplaats. Geen deining, geen valwinden en een idyllische omgeving. Een plek waar je een keer geweest wil zijn, maar niet om er nog eens terug te keren, want verder is er niets. Wij waren er die avond na 72 mijl beuken, heel content mee. De volgende ochtend wisten we de gebroken lazy jack weer aan elkaar te knopen, weliswaar tijdelijk, maar adequaat. Ook de losse leuver kreeg een nieuwe, veel sterkere verbinding met de zeillat aan de mast. Dus dat ging ook weer.

Morgen nog naar de haven van Leonidon, genaamd Plaka en daarna onze laatste etappe naar Koiláda (spreek uit Kilada), waar de PdD op de kant gaat voor de wintermaanden.

Jan en Michiel