7 juli 2011

We vertrekken uit Estepona om 45 mijl te overbruggen naar Malaga. We hebben een mooie dikke wind, af en toe 27 knopen, van achteren en we stuiven door het water. We hebben de Poniente, een harde Westenwind die door de straat van Gibraltar komt, in de rug en we maken goede voortgang. Omdat de zee van Alboran (het Westelijk deel van de Med) heel groot is, bouwt de zee flink op. We gaan als een speer, maar de golven worden lastig. In verschillende Almanakken wordt ons ontraden om naar Malaga te gaan, omdat er nauwelijks faciliteiten voor jachen zijn en met deze wind en zeegang durven we de gok niet aan. Achteraf zeggen we: "Hadden we dat maar wel gedaan".

We besluiten naar Benamáldena te gaan. Dat is een groot resort met een haven van 1000 ligplaatsen. Als we binnen lopen gaat het meteen mis. Er staat een enorme swell in de haven en we proberen bij de meldsteiger te komen, nadat een groot Amerikaans jacht van 17 meter dat voor ons langs de meldkade lag te rijen, plaats heeft gemaakt. Maar we geven onze pogingen, nadat we een paar maal op onze stootkussens tegen de kant zijn gekwakt, snel op. Te gevaarlijk. De havenmeester snapt ons en wijst ons een box acher het haven kantoor, Helaas dwars op de, nog steeds harde, wind. Het manoevreren lukt op zich nog wel, maar we zijn meer dan een uur bezig om de boot in een swell van soms een meter hoog veilig vast te binden, tussen de gin palaces die aan BB en SB van ons liggen te springen. Aan en van boord kunnen we alleen via een van onze buren, die drie hele grote fenders van een meter doorsnede op zijn achterplecht heeft hangen en een trapje in de hoge kade heeft. Wij moeten een veel grotere afstand tot die gemeen hoge kade houden dan je ooit maar zou durven te springen. We schuiven op onze boeg lijnen, aan een zware ketting op de bodem, steeds twee meter voor en achteruit. Als de boot naar voren schiet dan wordt die met een afschuwelijke ruk steeds gestopt op de acherlijnen waarvan we er zes hebben liggen. Twee er van extra zwaar die we bij Kevin in Dartmouth op de kop hebben getikt voor de mooring op St. Mary's. Die lijnen komen nu goed van pas.'De nacht wordt een beproeving. We doen allebei geen oog dicht. De rukken die de boot maakt op zijn achterlijnen zijn hard en luidruchtig. Alles blijft echter heel en we raken niks. Totdat op een hele hoge golf de Pas de Deux toch met zijn achterkant tegen de kade muur wordt gekwakt. De klap wordt door het grote stootkussen dat daar hangt weliswaar opgevangen. ik sta al naast mijn kooi als de boot weer naar voren schiet en ik die, met een zo mogelijk nog hogere snelheid, weer achteruit voel gaan. De zwemtrap is  door de vorige klap uit zijn steuen gesprongen en die is bij de volgede sprong naar de muur achter ons kansloos. In een treurige bocht zit die om het. horizontaal opgehangen stootkussen gevouwen. Einde van een zwemtrap. Hoe we aan een nieuwe komen moeten we nog bedenken.

Benamáldena is geen leuke plek. De kapotjes drijven in de haven. Vrijende selletjes liggen 's ochtends vroeg nog tussen de struiken. De jeugd lalt en wankelt 's ochtends over straat en commandeert de taxi chauffeurs om hun meisjes naar huis te rijden. Te walgelijk voor woorden. Dit is kennelijk ook de Costa de Sol. Not my piece of cake. No way, José!

Frouk en Michiel